Naar aanleiding van Psalmen 16.
Rode draad door de preek: Hardop zeggen dat God je grootste geluk is dat jij ooit hebt gekregen, dat je echt contact met Hem hebt en dat je bij Hem veilig bent, dat is: blij je geloof belijden.
- Iets wordt een afgod als er heel veel tijd, geld energie in gaat zitten omdat je het geluksgevoel dat het je geeft wilt vasthouden. Afgoden werken verslavend.
- Afgoden dringen zich aan je op om je helemaal leeg te zuigen. God vraagt niets, maar geeft alles. Hij geeft zichzelf! Hij is erbij ook in de donkere dalen. (Psalmen 23)
- Onze ziel, dat is onze kwetsbare binnenruimte. De ziel is de plaats waar God en ik elkaar raken.
- Gods veiligheid, bescherming gaat verder dan dit aardse leven. Psalm 16 wordt niet voor niets in verband gebracht met de opstanding van Christus.
- Je geloof belijden is niet zeggen dat je er bent. Maar dat je met God op weg bent. En wat zeg je van Hem: Heer, u bent alles voor mij. Mijn bestemming, mijn doel, mijn leven.
Om over na te denken/door te praten:
Lees Psalmen 16 en/of luister Opwekking 727 (Ik val niet uit uw hand).
- Welke zin uit Psalm 16 treft je het meest? Of: welke vind je het mooist?
- Wat betekent geluk voor jou?
- Hoe zou je deze psalm kunnen gebruiken als oefenplek voor het vinden van je geluk in de Heer?
- Herken je dit: ‘God gééft geen vreugde, hij ís je vreugde’?
- Kun je iets met de uitdrukking: Je geluk zoeken in afgoden lijkt op het drinken van zout water. Je krijgt er nog meer dorst door.
- Wat zijn de afgoden en idolen in jouw leven waarvoor je je in honderd bochten wringt? Hoe kun je telkens weer terugkeren tot ‘God alleen!’
- ‘De hele nacht lig ik aan God te denken.’ Overkomt dat je wel eens?
- Wat zegt God door deze psalm tegen je? Wat ga je daarmee doen?